In deze dagen van Covid-19 worden we geconfronteerd met bijzondere omstandigheden waardoor we weer veel dingen in twijfel kunnen trekken.
Dit weekend komen we tot het lezen van Eicha, het boek van klaagzangen (dat staat in de sectie Geschriften / Ketuvim van de Tenach / Hebreeuwse Bijbel)
Beginnend met deze ingewikkelde reeks klaagzangen en beschrijvingen van het belegerde Jeruzalem en van de vernietiging van de Eerste Tempel, kijken we naar de elegie die Jeruzalem bezoedelt, eens vol leven en nu verlaten en alleen zittend als een eenzame weduwe.
We kunnen ons voorstellen wat de mensen moesten doorstaan. Het boek geeft de gruwel van de belegering weer: kinderen die tevergeefs om water en brood smeken; kannibalisme van door honger gekke moeders ("degenen die door het zwaard stierven waren beter af dan degenen die door honger omkwamen"); edelen opgehangen; vrouwen verkracht; priesters verontreinigd.
De profeet wijt in feite de Joodse immoraliteit en afgoderij aan de tragedie. Toch is er een fascinerende uitbarsting in Klaagliederen 3 waarin de gelovige als het ware God ervan beschuldigt de vijand te zijn - als een leeuw die in een hinderlaag ligt om zijn slachtoffer te vernietigen.
De profeet nadert zijn geloof te verliezen ('Ik dacht dat mijn kracht en hoop in de Heer was vergaan') voordat de herinnering aan Gods vriendelijkheid uit het verleden het - nauwelijks - herstelt.
Het boek der klaagzangen wordt eerst zachtjes gelezen. Het volume van de stem van de lezer neemt toe tot het hoogtepunt, dat door de hele gemeente luid wordt gezongen:
“Wend ons tot u, o Heer, en we zullen terugkeren. Vernieuw onze dagen als vanouds.
+
Please find to read: