De toegewijde Jood Saul van Tarsus was na zijn bekering tot de emunah in Jeshua de Christus (geloof in Jesjoea of Jezus Christus) ervan overtuigd dat hij, net als de eerste talmidiem van de rebbe, de wereld in moest om over Jeshua (Jesjoea) en zijn hemelse Vader te vertellen. Aanvankelijk geloofde hij ook niet in Jeshua (Jesjoea/Jesus/Jezus) en kreeg hij nu te maken met zijn mede-Jehudiem die niet wilden luisteren of wilden komen zien hoe Jeshua de gezondene van God was om redding te brengen als de gezalfde van God.
Redenerend vanuit de Bijbel verlangde Saul dat de Joden tot haEmes of de waarheid zouden komen. Hoewel hij, net als de talmidim, zag dat niet alle Joden geïnteresseerd waren in wat hij te vertellen had. Hij was gelukkig dat sommigen begonnen te geloven, maar werd ook geconfronteerd met het feit dat anderen dat niet zouden doen.
Dit antwoord was geen verrassing voor Paulus, want het kwam overeen met de Bijbelse profetie en volgde een patroon waarmee hij bekend was. (Handelingen 13: 42-47; 18: 5, 6; 19: 8, 9). Daarom kende en vertelde Paulus aan zijn niet-reagerende vertrekkende gasten mensen dat ze zich bereid moesten opstellen om te horen. Zoals hij aanvankelijk Jeshua en zijn volgelingen niet begreep, zag hij dat verschillende Jehudiem konden horen, maar in geen geval begrepen en, kijkend, zouden ze er naar zien, maar in geen geval zien. Hij was zich ook bewust van wat mensen belette om tot de waarheid te komen. Voor het hart van deze mensen is het onlogisch en onontvankelijk geworden.
Acts 28: 23-28 OJBV En zij hadden een dag voor hem voorzien, en zij kwamen tot hem in zijn woning, en er waren velen van hen. En Rav Sha'ul maakte een midrash, plechtige edut dragend over de Malchut Hashem (Malchoet Hasjem), en hen over Yehoshua overtuigend van zowel de Thora van Moshe Rabbenu en van de Nevi'im, van haboker tot haerev. (24) En sommige Yehudim werden overtuigd door de dingen die gezegd werden, maar anderen hadden geen emunah (geloof). (25) En dus waren ze het oneens met elkaar. En terwijl ze weggingen, zei Rav Sha'ul een laatste dvar. "Met recht sprak de Roeach Hakodesh via Yeshayah HaNavi tot uw Avot, (26)" Zeggend: "Ga naar deze mensen en zeg, bij het horen van SHIMU SHAMO'A V'AL TAVINU UR'U RA'O V'AL TEDA'U ( "U zult horen en toch op geen enkele manier begrijpen en zien dat u zult zien en toch in geen geval waarnemen.") (27) HASHMEN LEV HAAM HAZEH V'AZNAV HAKHBED V'ENAV HASHA PEN YIREH V'EINAV UV'AZNAV YISHMA ULEVAVO YAVIN VASHA V'RAFA LO ("Want het hart van deze mensen is saai geworden en met hun oren horen zij nauwelijks, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij niet zouden zien met hun ogen, en met hun oren kunnen horen en met hun hart moge zij binah hebben en zij zullen zich keren en IK zal hen genezen. [TEHILLIM 119: 70; YESHAYAH 6: 9,10; ook YESHAYAH 53: 5] (28) "Daarom, laat het u bekend zijn dat aan de GOYIM (TEHILLIM 67: 2) deze Yeshu'at Eloheinu van Hashem werd gestuurd, en zij zullen luisteren. "
De term in de oorspronkelijke taal wordt weergegeven als 'niet reagerend' , duidt op een hart dat 'verdikt' of 'vetgemest' is, waardoor wordt voorkomen dat de Koninkrijksboodschap erin doordringt.
De Jehudiem verwierpen Jeshua als de Messias omdat hij niet paste in hun verwachtingen om de Romeinen kwijt te raken. Wat ook veel Joden stoorde was dat zij zichzelf als Am Kodesh zagen voor Hasjem Elohim (het uitverkoren volk van God), maar hoorden die volgelingen van Jeshua aan goyim (heidenen of niet-Joden en mensen van verschillende naties) vertellen dat deze Messias ook voor hen was gekomen en ook vrede voor hen zou brengen alsook voor hen een toelating voorzag om het Koninkrijk van God binnen te gaan.
Ook vandaag moeten we ons ervan bewust zijn dat de Netzarin Habrit hahadasha of Messiaanse geschriften en Tenach niet tegen elkaar zijn en niet de kwestie van Jood versus heiden opbrengen, maar gelovige versus ongelovige brengen. Voor Saul kwam het erop aan een volgeling te worden van degene die door God is gezonden die de weg naar God is. Saul wilde niet alleen zijn medebroeders als een discipel van Jeshua zijn (leerling van Jesjoea zijn of een volgeling van Jezus Christus zijn). In Lucas 9:23 legde Jeshuea uit wat er was betrokken bij het volgen van hem als een discipel.
Lukas 9:23 OJBV En Rebbe Melech HaMosiach zei tegen iedereen: als iemand achter me wil komen, laat hem zichzelf verloochenen en zijn etz shel hakarav atzmo yom yom opheffen en hem me laten volgen.
Saul werd persoonlijk door Jeshua geroepen en kan daarom een apostel van Jeshua worden genoemd. We kunnen geen apostelen van Jeshua zijn en geen directe discipelen. Maar we kunnen proberen om als discipelen van Christus te worden. Wanneer hij achter Jeshua (Jesjoea of Jezus Christus) wil komen, moet hij zichzelf verloochenen en Jeshua volgen in zijn leringen en dezelfde handelingen houden als Jeshua of Jezus zou doen. Om de gezondene van God te volgen, rebbe Jeshua (groot-rabbijn Jesjoea of Jezus) de Messias, moet de persoon bereid zijn om afstand te nemen van het zelfleven, dat wordt voortgebracht door zijn eigen genoegzaamheid. Dan moet die persoon ermee instemmen dat een dergelijk zelf geproduceerd leven het verdient om te worden geoordeeld en gescheiden van God. Ten slotte moet alles wat nodig is om goddelijk te leven, gevonden worden door een groeiende relatie met de Heer Jezus Christus na te streven. Met een nieuw verbondsleven moet men "het met de Geest vervuld leven" hebben. "Vervuld met de Kracht van Ruach Elohim kan iemand een stam vol kennis ontvangen om te delen met anderen.
Nadat ze de Helper Roeach op Pinksteren hadden ontvangen, kregen de apostelen de macht om uit te gaan en het evangelie of het goede nieuws te prediken. Al in de eerste weken kregen ze veel bekeerlingen tot hun geloof en met de massale verspreiding van gelovigen door de grote gebieden verspreidde het Woord zich snel - zozeer zelfs dat andere steden het verbazingwekkende nieuws van het evangelie begonnen te horen. Lukas vertelt ons dat volgelingen van Jeshua vanuit Jeruzalem zijn gereisd tot aan Fenicië en Cyprus en andere steden, die het verhaal aan een steeds groter publiek vertelden - met buitengewone resultaten.
Handelingen 11:21 OJBV De hand van Adonoi was op hen en een groot aantal, nadat ze emunah hadden gehad, wendde zich tot Moshiach Adoneinu.
Ook vandaag is het belangrijk dat Joden die in Jeshua geloven, zoals Saul en de andere apostelen, met anderen praten en hen laten zien hoe Jeshua de weg naar God is.
In de eerste eeuw bereikte het nieuws van dit ontwaken onder de heidenen de apostelen in Jeruzalem en zij zagen dat de genade van de Elohim verheugend was. Onze harten van vandaag zouden ook blij zijn als we konden zien hoe meer mensen willen luisteren naar het goede nieuws van het komende Koninkrijk van God. Als volgelingen van Jeshua (Jesjoea) of Jeshuaisten (Jesjoeaïsen of Jesjoeanen) houden we niet alleen ons onderwijs voor onze eigen leden, maar hopen we ook dat onze vermaningen door niet-Joden zullen worden gehoord, zodat ook zij met een voornemen van hart de Allerhoogste Elohim Hashem Jehovah zullen aanhangen.
Handelingen 11:23 OJBV Wie, gekomen en de Chen v'Chesed Hashem gezien hebbende, verheugde zich en moedigde iedereen met deveykus (toewijding) aan HaAdon om trouw te blijven aan Rebbe, Melech HaMoshiach Adoneinu.
In de eerste eeuw van dit huidige tijdperk gebeurde er een gemachtigde activiteit in de levens van de Godvrezende heidenen. Het was de genade van God - hen in staat stellende te zijn zoals God hen geschapen had om te zijn, en om te doen wat Hij hen opriep om te doen. Vandaag kan het lijken dat er geen heidenen zijn of mensen uit de naties die geïnteresseerd zijn in de Dvar Hashem. Maar de Dvar HaElohim is niet de dood. We moeten het horen en we moeten het anderen ook laten horen. We mogen het niet alleen voor onze eigen mensen houden, omdat het van iedereen is die geschapen is in tzelem Elohim (het beeld van de Elohim).
In de voortgang van het Evangelie was het belangrijk dat de Jehudi ook de goyim bereikten. Dit is nu ook zo belangrijk als toen in de tijd van de eerste christenen. Het vroege christendom zou niet mogelijk zijn geweest zonder de Joden. Als uitverkorenen moeten de Joden door God "in gezamenlijkheid brengen, voltooien". In zijn oorspronkelijke schepping was de wil van de mens bedoeld om de wil van God te registreren, om er ja op te zeggen en de goddelijke impulsen en geboden door te geven aan de rest van ons wezen. Jeshuaisten, zoals Jeshua (Jesjoea/Jesus/Jezus), willen hun eigen wil opzij zetten om de Wil van God te doen en anderen laten zien wat die Wil zou kunnen zijn en wat voor Plan God heeft met deze wereld.
Jeshua zijn houding gedurende zijn gehele aardse leven was om de wil van God te doen. Hij zei:
"Mijn vlees is om de wil van Hem te doen die Mij gezonden heeft";
"Ik zoek niet naar Mijn eigen wil, maar naar de wil van Hem die Mij gezonden heeft";
"Niettemin, niet zoals ik wil, maar zoals U wilt."
Maar in de val geraakte de heerschappij van Ratzon HaElohim (Gods Wil) en de loyale reactie van de mensen ongeorganiseerd; en de menselijke wil in plaats van functionerend in harmonie met de Wil van God, begon de wil van het vlees te gehoorzamen in zijn grovere of meer verfijnde vormen. Niet wat God wil, maar wat 'ik' wil, is het werkingsprincipe van de grote meerderheid geworden. Zo is het zover gekomen dat de wil, door constant misbruik, uit de kom is geraakt, krom is geworden, 'uit de naad'. Tennyson zegt:
"Onze wil is de onze de uwe te maken!"
Maar goed, maar ze zijn te koppig om voor sommigen onder ons te beheren. Vandaar de suggestie dat we de kwestie moeten doorgeven aan de
"God van de vrede, die rebbe Jeshua (onze meester esjoea of de Heer Jezus) uit onze doden heeft teruggebracht."
We zijn in het Lichaam van Christus door verzilverde genade, maar we moeten worden ingesteld, d.w.z. in gearticuleerde eenheid gebracht worden met de Wil van God in Jeshua de Kristos (Jesjoea de Kristos of Christus Jezus). Die eenheid met Christus, met God en met elkaar moet sterk worden gemaakt en moet groeien. Door te prediken moeten we anderen aantrekken en hen naar Emunah brengen.
Zoals velen in de 1 ° eeuw hebben geprofiteerd van het mooie voorbeeld van Saul, moeten ook wij een mooi voorbeeld geven en onze zaken moeten ook opkomen voor de vooruitgang van het goede nieuws. Vandaag zouden we ook niet bang hoeven te zijn, zoals de meeste broeders en zusters in Christus van de eerste eeuw vertrouwen voelden vanwege Sauls gevangenisbanden, en des te meer moed toonden om onbevreesd Dvar HaElohim te spreken.
Filippenzen 1: 12-14 OJBV (12) Ik wil dat je da'as hebt, Achim b'Moshiach, dat de dingen betreffende mij zijn uitgevallen tot een nog grotere vooruitgang (1:25) van de Besuras HaGeulah [2Ti 2: 9]. (13) Zodat mijn sharsherot (kettingen - 1: 7) een hisgalus (openbaring) is geworden in Rebbe, Melech HaMoshiach! In alle keizerlijke garde en het grote publiek! (14) En de meeste van de Achim b'Adoneinu, die in bitachon zijn versterkt door mijn sharsherot (kettingen), zijn eerder bereid om de Dvar Hasjem zonder vrees te durven verkondigen.
Maanden nadat Jeshua stierf konden we zien dat veel volgelingen van hem de kracht kregen om over hem te spreken en de wereld te laten zien hoe het hem nodig had. Uit verschillende religieuze en burgerlijke geschriften kunnen we horen dat die Jehoediem andere Jehoediem en Gojim voor Jeshua hebben gekregen. Ze moesten ervoor werken, maar ze deden het met vreugde.
Vandaag heeft diezelfde geest de overgeblevenen van Christus' broers, samen met hun metgezellen van de "andere schapen", gemachtigd om door te gaan
"grondige getuigenis afleggend aangaande het koninkrijk van God"
Als we dichter bij de eindtijden komen, wordt het belangrijker om tot de kennis van de volledige waarheid te komen en ons te verenigen onder de herder Christus.
Johannes 10:16 OJBV En nog een tzon die ik heb die niet van deze mikhla is (vouw [omhulsel]); die zijn ook nodig voor mij om te brengen, en mijn stem zullen ze horen, en zij zullen eder echad worden met Ro'eh echad (Eén kudde met één Herder). [YESHAYAH 56: 8; YECHEZKEL 34:23; 37:24]
Die enige of speciale herder is Jeshua (Jesjoea/Jesus/Jezus) en Jeshuaisten ofJesjoeanen behoren tot degenen onder hem, verzameld en begrensd als één kudde. Laten we ons bewust zijn van het belang van getuigen en zoals de apostelen getuigen van het koninkrijk van God, en goyim over Jeshua overtuigen, zowel van de wet van Mozes als van de profeten, van 's morgens vroeg tot' s avonds laat.
*
Vindt ook om te lezen