Graag zouden we graag meer menora's in het straatbeeld zien, maar het moet wel veilig zijn als men zulk een kandelaar voor het raam plaatst. Als men glas en overgordijnen heeft, is een brandende kaarsenhouder uitgesloten.
Zelf indien de tafel met de menora er op niet ver van het raam zou staan zal deze niet altijd zichtbaar zijn vanop de straat, vooral niet bij appartementen.
De lieflijke lichtjes van de Menora ons allen bekend, mogen weldegelijk een uitdrukkingssymbool zijn van ons geloof, maar wezenlijk zou de mooiste manier om de mitswa te vervullen de menora natuurlijk met olijfolie moeten branden. Velen zoals ook wij) gebruiken ook kaarsen.
Een heel moderne vraag is of men elektrisch licht, gas- of neonlicht mag gebruiken voor de Menora. Deze vraag wordt uiteraard niet in de Gemara beantwoord. Maar de moderne poskiem (decisoren) bespreken deze vraag uitvoerig.
De Chagamiem hebben voorgeschreven op Chanoeka een licht aan te steken. Hierbij kan men zich de vraag stellen wat er als licht mag door gaan. Wordt een elektrisch licht bijvoorbeeld beschouwd als een licht in de zin van de halacha hoewel er niet of nauwelijks sprake is van olie en pit. Verder zou men zich kunnen afvragen of de glazen bol van een gloeilamp geen beletsel vormt omdat de "vlam" nu niet in de open lucht brandt.
We moeten wel toegeven dat elektrisch licht niet beschouwd kan worden als vuur. Toch was het de bedoeling van de Chagamiem in 164 v.d.g.j. en latere geslachten, dat er Licht of Vuur ontstoken zou worden. Men zou verder kunnen onderscheiden tussen ledlampen, gloeilampen en bijv. gaslampen of neon-licht.
De halacha geeft aan dat er in de Menora voldoende brandstof moet zijn voor een half uur. Bij elektrische verlichting zijn batterijen een ten einde lopende voedingsbron, maar de netstroom blijft doorgaans continue werken.
Sommigen beweren
Nu de consument voor zijn elektriciteit afhankelijk is van een krachtcentrale, waarover hij geen controle kan uitoefenen, zou wellicht sprake kunnen zijn van afhankelijkheid van anderen, hetgeen bijv. aan het uitspreken van een beracha in de weg zou kunnen staan.
Het ontsteken gebeurt ook heel anders dan bij een kaars. Het ontsteken geschiedt veel indirecter: men sluit een circuit, waardoor stroom via leidingen in de lamp loopt, zodat deze gaat branden. Hierdoor kan de vraag gesteld worden of men wel zou voldoen aan de verplichting om (zelf en op directe wijze) aan de kaarsen aan te steken.
Daar er een duidelijk verschil is tussen elektrisch licht en het licht van de Menora in de Tempel zou men zich kunnen afvragen of wel voldaan is aan het vereiste, dat de Chanoekalichten moeten lijken op het licht van de Menora in de Tempel (aangenomen, dat dit vereiste bestaat).
De Chagamiem hebben voorgeschreven een Chanoekalicht aan te steken maar hebben tegelijkertijd verboden hiervan een fakkel (meerdere pitten tezamen) te maken. Moet de metaaldraad in een gloeilamp beschouwd worden als een "fakkel"?
Rav Jitschak Sjmelldsj meent echter, dat men de Menora niet met elektrisch of gaslicht mag aansteken, omdat er geen gebruik wordt gemaakt van olijfolie en tevens omdat dit soort licht het gehele jaar door gebruikt wordt, zodat er niet op duidelijke wijze sprake is van pirsoem hanees - bekendmaking van het wonder.
Rav Elijahoe Iüotzldn meent om andere redenen, dat een elektrische Menora niet geschikt is: het koperen draadje in de gloeilamp kan geen pit worden genoemd, omdat het een harde zaak is (en zelf niet brandt). Er is verder geen sprake van een vlam en Rav Klotzldn meent, dat de Menora tegenwoordig moet worden aangestoken op een wijze, die vergelijkbaar is met de Menora in de Tempel. Tevens zou men volgens deze laatste autoriteit geen beracha over het aansteken van een elektrische Menora kunnen uitspreken, omdat men de ontstekingshandeling slechts op indirecte wijze uitvoert.
Verder is er volgens hem niet voldaan aan het vereiste, dat er in de Menora - op het moment van aansteken - voldoende brandstof voor een half uur branden aanwezig is. Rabbi Sjalom Wieder meent om een geheel andere reden, dat men zijn plicht niet kan vervullen met een elektrische Menora: bij het aansteken van deze Menora kan men niet zeggen, dat de ba'al habajit - het gezinshoofd - de Menora zelf aansteekt. Het aangaan van de lichtjes is het gevolg van een gezamenlijke inspanning van degene, die de knop thuis omdraait en de arbeiders in de krachtcentrale.
Rav Owadja Joseel, de emeritus Opperrabbijn van de Sefardische Joden in Israël meent, dat men desnoods - indien men geen olie of kaarsen heeft - een electrische Menora mag aansteken, hoewel hier geen beracha over uitgesproken mag worden. Tevens moet men een electrische Menora neerzetten op een plaats, waar men normaliter geen electrische huisverlichting aantreft (zodat duidelijk is, dat dit licht speciaal tb.v. Chanoeka werd aangestoken).
Rabbi Sjalom Wieder meent om een geheel andere reden, dat men zijn plicht niet kan vervullen met een electrische Menora: bij het aansteken van deze Menora kan men niet zeggen, dat de ba’al habajit - het gezinshoofd - de Menora zelf aansteekt. Het aangaan van de lichtjes is het gevolg van een gezamenlijke inspanning van degene, die de knop thuis omdraait en de arbeiders in de lcrachtcentrale. Geen der partijen kan zonder medewerking van de andere partij er voor zorgen, dat de Menora gaat branden: de arbeiders uit de krachtcentrale kunnen het lichtknopje in het huis van de ba’al habajit niet omdraaien en de ba'al habajit heeft geen invloed op de elektriciteitsproductie. Indien de arbeiders in de krachtcentrale nu niet-Joods zijn is sprake van een gezamenlijk aansteken van iemand, die verplicht is tot de mitswa van Chanoeka en iemand, die hier niet toe verplicht is. Op deze wijze kan men zijn plicht van het aansteken van een Menora niet vervullen. Indien de Menora gevoed wordt door een batterij kan men wel voorzien dat er voldoende stroom aanwezig is en gaan de voorgaande bezwaren van elektriciteitscentrales niet op, omdat de stroom wel verminderd. Tevens heeft de ba'al habaiet zelf voor de energie gezorgd.
Rav Jitschak Sternhefl uit New York meent echter, dat het ontbreken van een bepaalde hoeveelheid brandstof in de Menora zelf geen beletsel is. Volgens hem gaat het er voornamelijk om, dat er zekerheid bestaat, dat de Menora (beoordeeld vanaf het moment, waarop wordt aangestoken) minimaal een half uur zal branden. Ook het feit, dat een elektrische Menora niet lijkt op de Menora in de Tempel, vormt geen groot probleem. Een van de verschillen zou bijvoorbeeld zijn, dat de vlam in de Menora uit de Tempel de olie consumeert, hetgeen niet het geval is bij een elektrische Menora. Rav Stemhell schuift dit argument terzijde, omdat onze Menora niet in ieder aspect hoeft overeen te komen met de Menora in de Tempel. Tevens citeert hij een midrasj, waaruit blijkt, dat het ook in de Tempel voorkwam, dat een licht brandde zonder dat de olie werd geconsumeerd. Dit was een der wonderen in de Tempel. Niettemin meent hij, dat met olijfolie aansteken zeker te prefereren is.
In de responsaverzameling Kaf hachajiem wordt echter aangevoerd, dat met een elektrische lamp slechts op gebrekkige wijze aan het wonder herinnerd wordt.
Ons inzien moet men een duidelijk verschil maken tussen de menora op de tafel en kast, tegenover de symbolische voorstelling van de werkelijke menora, op de vensterbank.
Dat er geen olie gebruikt wordt is geen bezwaar, omdat men in West- en Oost-Europa reeds in de tijd van de Rabbi Mosje Isserles – in de zestiende eeuw – de gewoonte had om de menora met kaarsen te doen oplichten, waaruit o.a. blijkt, dat het er voornamelijk om gaat, dat er een helder licht aangestoken wordt. Helder licht kunnen de huidige ledlampjes en kaarslampjes ook wel bezorgen. Maar volgens Rav B.M.C. Ezieel wordt de draad in een gloeilamp slechts verhit en kan er geen sprake zijn van een werkelijk branden.
Wij vinden dat de suplementaire menora voor aan het vensterraam niet in die mate moet voldoen aan het vuur element omdat het slechts een symbolisch voorwerp is waar geen beracha lewatala of "beracha zonder reden" zou worden uitgesproken, eenvoudig weg omdat over die menora geen beracha wordt uitgesproken, maar wel over de met olie gevulde menora of de met kaarsen oplichtende menora. Dat een elektrische Menora niet lijkt op de Menora uit de tempel en wel een bezwaar zou kunnen zijn, gaat volgens ons ook niet op, omdat die kandelaar voor aan het raam niet helemaal dezelfde functie heeft. Het is wel en blijft echter wel een symbool van onze toewijding.