Ook al mogen de verzamelde werken al zeer oud zijn, zijn deze zeker niet uit de tijd.
“Want al wat te voren geschreven is, {17 } dat is tot onze lering te voren geschreven, {18 } opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, {19 } hoop hebben zouden. {20 } (Ro 15:4 STV)
“Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt {51 } in Zijn Naam. {52 } (Joh 20:31 STV)
“17 En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; {13 } en als Hij het boek opengedaan had, {14 } vond Hij de plaats, daar geschreven was: {15 }18 De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; 19 Om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, {16 } om de verslagenen heen te zenden {17 } in vrijheid; {18 } om te prediken het aangename jaar des Heeren. {19 }20 En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, {20 } zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. 21 En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld. {21 } (Lu 4:17-21 STV)
“En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.” (Lu 24:27 STV)
“44 En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, {39 } namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. 45 Toen opende Hij hun verstand, {40 } opdat zij de Schriften verstonden.” (Lu 24:44-45 STV)
“4 Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. {7 }5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, {8 } en stelde Hem op de tinne des tempels; {9 }6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. 7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. 8 Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, {10 } en hun heerlijkheid; 9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden. 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, {11 } want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen.” (Mt 4:4-10 STV)
“12 Zo werd tot haar gezegd: De meerdere {40 } zal den mindere dienen. {41 }13 Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, {42 } en Ezau heb Ik gehaat. 14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? {43 } Dat zij verre. 15 Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, {44 } diens Ik Mij ontferm, {45 } en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben. 16 Zo is het dan niet desgenen, die wil, {46 } noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. {47 }17 Want de Schrift zegt tot Farao: {48 } Tot ditzelve heb Ik u verwekt, {49 } opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde.” (Ro 9:12-17 STV)
“En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; {19 } en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der {20 } eeuwen gekomen zijn. {21 } (1Co 10:11 STV)
“26 En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen. 27 Zij aten, {24 } zij dronken, zij namen ten huwelijk, {25 } zij werden ten huwelijk gegeven, {26 } tot den dag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen. 28 Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden; 29 Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen. 30 Even alzo zal het zijn in den dag, {27 } op welken de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. {28 } (Lu 17:26-30 STV)
“16 Al de Schrift is {57 } van God ingegeven, {58 } en is nuttig tot lering, tot {59 } wederlegging, tot {60 } verbetering, tot {61 } onderwijzing, die {62 } in de rechtvaardigheid is; 17 Opdat de mens Gods {63 } volmaakt zij, tot {64 } alle goed werk volmaaktelijk toegerust. {65 } (2Ti 3:16-17 STV)